De eigenschappen van elk icoon zijn terug te vinden door een icoon aan te klikken. De kenmerken van dat icoon worden rechts in beeld getoond.
Icoon naam, nummer en type
De icoon naam wordt op 3 plaatsen in de Sensus BPM Designer genoemd: links in de boomstructuur, in het tekenveld en rechts in de icoon kenmerken. Om de naam van een icoon te wijzigen, klikt u rechts in het tekstveld onder ‘Icoon naam’. Wanneer u een (nieuw) icoon in het tekenveld geselecteerd heeft, kunt u ook direct beginnen met typen, zonder eerst in de icoon kenmerken te klikken.
Elk icoon in de Sensus BPM Designer is voorzien van een icoon nummer. Dit nummer is opgebouwd volgens de hiërarchie van de boomstructuur. Bij het procesoverzicht wordt het nummer als volgt bepaald:
Organisatie 1
Thema 1.1
Hoofdproces 1.1.1
Proces 1.1.1.1
Activiteit 1.1.1.1.1
Handeling 1.1.1.1.1.1
De tweede activiteit in het eerste proces van het eerste hoofdproces van het eerste thema zou bijvoorbeeld nummer 1.1.1.1.2 hebben.
Bij afdelingen en functies wordt deze hiërarchie op dezelfde manier gehandhaafd, alleen kunnen Afdelingen en Assistent-afdelingen onder elkaar geplaatst worden. Hierdoor werkt de nummering als volgt.
Hoogste afdeling 1
Eerstvolgende afdeling onder deze afdeling 1.1
De daaronder geplaatste functie 1.1.1
De nummering van de iconen wordt gebruikt voor de opbouw van rapportages en heeft verder geen invloed op de vormgeving van processen. De naam, toelichting en eventuele andere informatie zullen, op basis van deze nummering, opeenvolgend in de rapportage worden geplaatst.
Het icoon type wordt in de boomstructuur weergegeven en in het tekenveld. Elk niveau heeft een eigen icoon. Op activiteiten niveau worden 8 verschillende iconen gebruikt: de 8 iconen van de Sensus-methode.
In de boomstructuur (en in het tekenveld) herkent u de verschillende niveaus aan de volgende iconen:
Organisatie
Thema
Hoofdproces
Proces
Activiteit
Handeling
Algemene opties bij iconen:
Wanneer u een icoon selecteert in het tekenveld, verschijnen in het kader om dat icoon extra opties. Met behulp van het rode kruisje kunt u het geselecteerde icoon verwijderen.
Wanneer u op het vraagteken-icoon klikt, wordt van het icoon een korte uitleg over de werking en toepassing weergegeven.
Op activiteitenniveau wordt bij elk geselecteerde icoon ook een ‘pijl’ icoontje weergegeven. Gebruik dit icoon om pijlen tussen activiteiten te tekenen.
Bij Hoofdprocessen, Processen en Activiteiten wordt bij een geselecteerd icoon in het tekenveld ook een functie-icoon getoond Klik hierop om een verantwoordelijke functie aan een icoon toe te wijzen.
Bij een invoer/uitvoer document staat er links onderin een icoontje van een document. Hiermee kan er een koppeling gemaakt worden met de documenten.
Bij computeracties staan onder elk icoon nog twee extra mogelijkheden. Zo kan er aan een computeractie een applicatie gekoppeld worden door te klikken op dit icoon . Ook kan er door te klikken op dit icoon
, direct een koppeling gemaakt worden met de IT laag.
Bij een procesverwijzing is het mogelijk om direct het bijbehorende proces te linken. Dit kan door op het proces icoon te klikken links onderin.
LET OP: bij uitgebreide versies van de Sensus BPM Designer kunnen extra categorieën worden toegevoegd. Afhankelijk van het type toegevoegde categorie kunnen er extra functionaliteiten in het tekenveld worden getoond.